Laatst had ik een gesprek waarin iemand vertelde dat er bij ons op school soms taal gebruikt wordt die hij kwetsend vindt. Er worden zo nu en dan ook ziektes als scheldwoorden gebruikt. Mijn gesprekspartner had wel eens gevraagd waarom de betreffende tieners dat doen. Hun antwoord was dat het nooit is om iemand te beledigen of te kwetsen, maar omdat bepaalde woorden, zeker ook om het taboe dat er op rust, nu eenmaal zo lekker in de mond liggen.
Desalniettemin heeft deze persoon veel last van het taalgebruik dat soms te horen is. Terwijl we het er over hadden, bemerkte ik dat het me eigenlijk nooit opvalt dat dit gebeurt. Ik spitste mijn oren om te horen wat er in de aula gezegd werd en ik hoorde inderdaad een enkel woord voorbij komen dat als scheldwoord aangemerkt zou kunnen worden.
Wat door de een als scheldwoord wordt aangemerkt, is voor de ander echter volkomen neutraal. Hiervan hebben we waarschijnlijk allemaal voorbeelden. Vroeger werden kinderen met rood haar uitgescholden voor ‘vuurtoren’, maar als je dat nu tegen mijn dochter zou zeggen, zou ze waarschijnlijk niet eens weten wat er mee bedoeld wordt, laat staan er een probleem mee hebben. Het heeft voor haar geen betekenis.
Het zijn niet de woorden die kwetsend zijn. Het is de betekenis die iemand er aan geeft waardoor het als kwetsend ervaren wordt. Hoe makkelijk kan het wezen als je dit simpele principe doorziet? Dat alles in de buitenwereld volkomen neutraal en betekenisloos is, maar dat er door onszelf een betekenis opgeplakt wordt. En de betekenis roept een gevoel op, bijvoorbeeld verontwaardigd of gekwetst. De gevoelens die we ervaren komen dus altijd van binnenuit! Hebben we die (gewenste of ongewenste) gevoelens dan aan onszelf te danken? Zijn wij daarvan de ‘doener’? Nee, dat dan ook weer niet; het hoort simpelweg bij de menselijk beleving. Gedachten komen en gaan, gevoelens komen en gaan. Gedachten (positief of negatief) en gevoelens (gewenst of ongewenst) horen er dus gewoon bij. Niets om bang voor te zijn, niets om te vermijden.
Moeten we dan onze schouders ophalen en elkaar met ziektes en andere metaforen gaan aanspreken? Ik weet het niet, maar ik denk dat de lol er gauw van af zal zijn. Dat het dan ineens niet meer lekker ‘in de mond ligt’. Mijn gesprekspartner wil graag het gesprek aangaan. Misschien spreken de betrokkenen wel met elkaar af dat bepaalde woorden zullen worden vermeden.
Of misschien is er het inzicht dat niets in de buitenwereld ons kan kwetsen.
Photo by Adam Birkett on Unsplash